Mudi
|

|
Informatie
|
|
Herkomst
|
Hongarije. Het ras is aan het eind van de 19e eeuw spontaan ontstaan. Hij werd als jachthond gebruikt, vooral voor de jacht op wilde zwijnen, maar ook als herdershond voor groot vee en waakhond in het algemeen. Tegenwoordig ziet men hem steeds vaker als gezinshond
|
Algemeen voorkomen
|
Een middelgrote hond met een oplettend en levendig karakter. Het hoofd is vrij smal, zijn oren staan rechtop en zijn beweeglijk. De Mudi beweegt zich snel.
|
Schofthoogte
|
Reuen 41 - 47 cm, teven 38 - 44 cm
|
Gewicht
|
reuen: 11 -13 kilo, teven: 8 - 11 kilo
|
Vacht
|
Het haar op het hoofd en de benen is glad en kort. Op de rest van het lichaam is de vacht glanzend, halflang en krullend. De Mudi komt voor in diverse kleuren: zwart, wit, bruin, as-kleur en blue-merle.
|
Gebruik
|
Drijver van vee, verdelger van ongedierte, waakhond, gezinshond en geschikt voor hondensport.
|
Gezondheid
|
Fokdieren worden onderzocht op het voorkomen van heupdysplasie.
|
Aard
|
Opgewekt, attent, zeer leergierig, stoer, zeer moedig. De veelzijdige Mudi werkt graag en is gemakkelijk op te voeden. Mudi-eigenaren vinden het een hond uit duizenden vanwege zijn vriendelijkheid en zijn rijke arsenaal aan talenten.
|
Bijzonderheden
|
Af en toe borstelen.
|
Bron
|
|