Mechelse Herder
|

|
Informatie
|
|
Herkomst
|
Aan het einde van de 19e eeuw was er in Belgiƫ een heel scala aan honden van onduidelijke afkomst die werden ingezet voor hoeden en bewaken. Door een en ander te hergroeperen zijn vier varianten ontstaan: de Tervuerense, Laekense en Mechelse Herder en de Groenendaeler. Deze variƫteiten worden apart gefokt. Ze verschillen onderling qua uiterlijk; ook het karakter en de werkeigenschappen verschillen iets.
|
Algemeen voorkomen
|
Harmonieuze en evenredig gebouwde hond die lichter en vierkanter is dan de Duitse Herder. Hij oogt robuust en sierlijk en draagt zijn hoofd fier omhoog met een levendige en onderzoekende blik.
|
Schofthoogte
|
reuen gemiddeld 62 cm, - 2 cm of + 4 cm; teven gemiddeld 58 cm, -2 cm of + 4 cm
|
Gewicht
|
28 kg
|
Vacht
|
Langharig; rosgevlamd of zwartgevlamd met zwart masker.
|
Gebruik
|
Herdershond, waakhond, gezinshond.
|
Gezondheid
|
Fokdieren worden onderzocht op het voorkomen van heupdysplasie.
|
Aard
|
Pittig, actief, bedrijvig, intelligent, waaks, beschermend, betrouwbaar, gehoorzaam. Het instinct om de groep bij elkaar te houden is nog steeds aanwezig. De Belgische Herder heeft een consequente opvoeding met zachte hand nodig: door een harde aanpak wordt hij onwillig.
|
Bijzonderheden
|
Regelmatig borstelen, zeker wanneer de hond verhaart.
|
Bron
|
|